Maarten Luther en de gevolgen van zijn protest

Maarten Luther legt op 31 oktober 1517 de basis voor het protestantisme. Hij uit zijn protest tegen het machtsmisbruik van de katholieke kerk in zijn 95 stellingen die hij volgens de overlevering aan de deur van de slotkerk in het Duitse Wittenburg heeft gespijkerd. Deze kerkhervorming, de reformatie, leidt onbedoeld tot verregaande veranderingen op het gebied van politiek, cultuur en samenleving in Europa.

Als gevolg van de reformatie bekeert ongeveer de helft van de bevolking van Europa zich in die tijd tot het protestantisme. Dit gaat samen met meer dan 100 jaar reformatieoorlogen in Europa, zoals de Tachtigjarige Oorlog. Ook maakt de reformatie de weg vrij voor soevereine staten, hetgeen het einde markeert aan het ideaal van de christelijke staat waarin heerser (keizer) en paus samenwerken. Luthers Bijbelvertaling in het Duits heeft een grote weerslag op de taal en cultuur, evenals de vertalingen elders in Europa dat hebben. In zekere zin vormt Luther de Duitser van vandaag.

Het Europa van 500 jaar geleden is er één van honger, oorlog en ziekten. Het zorgt voor chronische angsten onder de bevolking, wat zorgt voor een sterk geloof. Er zijn in die tijd steden met 10 procent aan geestelijken. En die moeten allen worden betaald. Al rond 1500 ontstaat er een bloeiende handel in het afkopen van zonden en bepaalt dus de geestelijke wie er in de hemel komt.

Maarten Luther

Maarten Luther wordt in 1483 in Eisleben in Duitsland geboren. Hij studeert rechten in Erfurt in 1501. Volgens de overlevering komt hij in 1505 in een onweersbui terecht en vlakbij Luther slaat de bliksem in. Op dat moment besluit hij monnik te worden.

2 jaar later is hij priester en weer een jaar later reist hij af naar Wittenberg om filosofie te doceren. Laat in de 15e eeuw wordt het gebruikelijk in de katholieke kerk om aflaten te kopen, brieven waarmee voor geld de zonde kan worden afgekocht. De kerk en de geestelijken weten zich hiermee te verrijken en zelfs de Sint Pieter in Rome is hiermee bekostigd. Luther keert zich af van deze praktijk: alleen God kan de zonde vergeven na getoonde berouw en niet het afkopen ervan. Hij doet zo tevens een aanval op de katholieke economie.
“Hier sta ik, ik kan niet anders”

Hij uit zijn onvrede in zijn preken en schrijft in 1517 hierover een brief aan de kerkleiders en de aartsbisschop in Mainz. Op 31 oktober van dat jaar heeft hij volgens de overleveringen zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkerk in Wittenburg hebben gespijkerd, waarin hij misstanden in de kerk aanklaagt, hetgeen wordt gezien als het begin van de reformatie. Dit valt niet goed bij de kerk, maar hij weigert zijn stellingen te herroepen. De jonge keizer Karel V, trouw aan Rome, staat Luther een vrij verhoor toe in Worms in 1521. Luther weigert echter iets te herroepen en zich alleen “door getuigenissen der Schrift of duidelijke argumenten” te laten overreden, omdat zijn geweten “gevangen” is in het Woord Gods. Hij noemt het “onzeker en gevaarlijk” tegen zijn geweten te handelen. “God helpe mij, Amen”. Hij zou hebben gezegd: “Hier sta ik, ik kan niet anders”. Of Luther deze wereldberoemde uitspraak werkelijk heeft gedaan, is niet zeker. Het vertolkt wel zijn onverzettelijkheid.

In 1521 verklaart paus Leo X Luther vogelvrij, waardoor iedereen hem ongestraft mag doden. Op een aantal plekken in Europa gaan boeken van Luther op de brandstapel. Dit wordt Het Edict Van Worms genoemd. Luther verbrandt op zijn beurt de pauselijke ‘bul’, Exsurge Domine, waarin staat dat hij zijn boeken moet terugnemen en het pauselijk wetboek waardoor in plaats van een hervorming binnen de kerk een breuk met de katholieke kerk een feit is.

Bijbelvertaling

Zijn beschermer, keurvorst Frederik de Wijze, heeft hem al voor het Edict in veiligheid gebracht op kasteel Wartburg. Luther leeft daar tot maart 1522. Hij duikt onder en neemt de naam Jonker Jörg aan en laat zijn haar groeien. Daar begint Luther aan zijn Bijbelvertaling in het Duits, die in september 1522 in Wittenberg wordt gedrukt in een oplage van 3000 exemplaren. Andere protestantse geleerden werken ook mee aan de vertaling. Hoewel de prijs voor een vertaalde Bijbel in die tijd hoog is, moet de Bijbel in 3 maanden tijd weer worden bijgedrukt.

Zijn vertaling in het Duits is niet de eerste vertaling. Luther vertaalt, in tegenstelling tot zijn voorgangers, de Bijbel in het Duits die dichterbij de spreektaal staat van die tijd. Hij vertaalt de Bijbel zo letterlijk als mogelijk en breidt met zijn vertaling de woordenschat van de Duitse taal uit. Geletterden in die tijd kunnen voor het eerst de Bijbel zelf lezen, waardoor het een soort standaardwerk wordt voor taal en dus ook cultuur. De Duitse taal van vandaag is zeer beïnvloed door de Bijbelvertaling van Luther.

Het is in die tijd levensgevaarlijk de Bijbel te vertalen. Dat ondervindt de Engelse geleerde William Tyndale, die de Bijbel in het Engels vertaalt met invloeden van de werken van Erasmus en Luther. Het effect van de vertaling op de taal en cultuur is groot: zonder de Tyndale Bible zou de taal en dus het werk van William Shakespeare totaal anders zijn geworden. Tyndale wordt in Vilvoorde buiten Brussel gearresteerd voor zijn Bijbelvertaling en in 1535 gewurgd en vervolgens verbrand.

Luther sticht zijn eigen kerk en heeft in Duitsland veel volgelingen. Duitsland bestaat in die tijd uit verschillende staten met zo hun eigen leiders, die vaak uit opportunistisch oogpunt zich bekeren tot het protestantisme: ze weten zo de macht van de katholieke kerk uit te schakelen.

Maarten Luther overlijdt op 18 februari 1546 in Eisleben en wordt begraven in de slotkerk in Wittenberg.

“Over de Joden en hun leugens”

Luther is in 1525 nog positief over de Joden, als hij zich beklaagt over de wijze waarop zij worden behandeld door de katholieke kerk. Hij begrijpt waarom de Joden zich niet bekeren tot het corrupte katholicisme, de reden waarom hijzelf uit de kerk is gestapt. Luther wordt hoe langer hoe meer teleurgesteld in de Joden, omdat zij zich niet willen bekeren, terwijl hij nu juist het ware geloof heeft gevonden. In 1534 schrijft hij het pamflet “Over de Joden en hun leugens”. Het is een ordinaire scheldpartij. Hij vindt dat er 7 maatregelen tegen de Joden moeten worden genomen, waaronder het verbieden van het Joodse geloof, het afnemen van Joodse bezittingen en het stoppen in werkkampen van Joden. Deze maatregelen en opvattingen worden 4 eeuwen later gretig overgenomen door de nazi’s, met dat verschil dat Luthers Jodenhaat voortkomt uit teleurstelling over het uitblijven van de Joodse bekering tot het protestantisme en niet uit antisemitisme. Het blijft opvallend dat de man die de Bijbel in het Duits vertaalt en dus weet dat Jezus volgens die Bijbel een Jood was, zo tekeer gaat tegen de Joden.

Andere criticasters op het katholicisme

Eeuwenlang zijn gelovigen afhankelijk van de katholieke geestelijken, omdat de Bijbel alleen te lezen is voor hen die het Latijn machtig zijn. Voor de niet-latinisten en analfabeten is Latijn een geheimtaal, die alleen kan worden ontcijferd door de geestelijke.

Maarten Luther is niet de eerste en de enige die kritiek uit op de praktijken van de katholieke kerk. Hij is wel de bekendste. Al eerder is er binnen het katholicisme een roep geweest terug te keren naar de basis van het geloof. Dit worden in de kiem gesmoord met martelingen en executies. Zo’n terugkeer naar de basis binnen het katholicisme is ten dele tot stand gekomen in Nederlandse kloosters. De Nederlandse theoloog, schrijver, boeteprediker en kloosterhervormer Geert Grote vormt in de 14e eeuw een groep gelovigen om zich heen, de Moderne Devoten, die proberen de gelovigen door te laten dringen in de Latijnse liturgie en die de individuele en persoonlijke relatie met God benadrukken. Hij preekt in het Latijn en het Nederlands en maakt voor mensen die geen Latijn kennen Bijbelvertalingen. Tevens verzet hij zich tegen de bouw van de Dom in Utrecht, die volgens hem puur uit ijdelheid wordt gebouwd.

Iets na 1400 verzet de Boheem Johannes Hus zich al tegen corruptie en de handel in relieken en aflaten. De Zwitserse reformator Huldrich Zwingli verzet zich ten tijde van Luther, maar wel onafhankelijk van hem, tegen de verkoop van aflaten en vindt dat de Bijbel moet worden bekeken vanuit een humanistische beschouwing. De Bijbel is volgens hem de bron van het geloof, niet de tradities van de katholieke kerk.

Calvijn

De Franse theoloog Johannes Calvijn legt in de 16e eeuw de basis voor het calvinisme, een stroming binnen het protestantisme die vaak wordt vereenzelvigd met het protestantisme, maar toch op wezenlijke punten van elkaar verschillen. Volgens Calvijn is niet de mens in het middelpunt, maar draait alles om de eer van God. Terwijl Luther zich afvraagt hoe de mens in de hemel kan komen, vraagt Calvijn zich af vraag hoe de mens het beste God kan eren. Het calvinisme heeft invloed in Frankrijk (de Hugenoten, Franse protestanten), in Schotland via de reformator John Knox, in Zwitserland, de Lage Landen, Engeland en later in de Verenigde Staten. De protestantse kerk in Nederland baseert zich mede op het calvinisme.

Door het strenge vrome leven van calvinisten zouden zij de basis hebben gelegd voor het kapitalisme. Ze werken hard, zijn zuinig, lopen niet te koop met hun materiële bezittingen en zijn betrouwbaar. Dat maakt calvinisten bij uitstek geschikt als zakenpartners.

Erasmus

De in 1466 in Gouda of Rotterdam geboren humanist, geleerde en priester Desiderius Erasmus heeft ook een belangrijke rol gespeeld binnen de verdeeldheid van de kerk. In 1516 brengt Erasmus zijn vertaling van het Nieuwe Testament uit, hetgeen een basis vormt voor Luthers vertaling van de Bijbel in het Duits. Erasmus komt tot de conclusie dat bepaalde opvattingen, zoals de maagdelijkheid van Maria, niet uit de Bijbel komen en bekritiseert het gebruik van relikwieën in de kerk. Erasmus heeft zich nooit tot het protestantisme bekeerd. Een belangrijk verschil tussen Luther en de verlichte denker Erasmus is dat Luther de leer van de vrije wil tot het goede afwijst, terwijl Erasmus deze juist verdedigt.
Maarten Luther

Gevolgen van de reformatie

Bovengenoemden hebben kritiek op de katholieke kerk en willen eigenlijk de kerk van binnenuit veranderen. De paus en de katholieke vorsten onder aanvoering van de Rooms-Duitse keizer Karel V bestrijden de protestanten. De reformatie zorgt voor grote tegenstellingen in Europa tussen adel en edelen onderling, wat godsdienstoorlogen en opstanden tot gevolg heeft, zoals de Tachtigjarige oorlog tussen de Nederlanden en Spanje. Tot op de dag van vandaag is de tegenstelling van katholicisme en protestantisme merkbaar over de hele wereld in kerk en samenleving.

Mede door de opkomst van de boekdrukkunst verspreidt het protestantisme zich snel in Europa in de 16e eeuw. De Engelse koning Hendrik VIII richt de Anglicaanse Kerk op. Niet uit religieuze motieven, maar omdat hij van zijn vrouw wil scheiden, wat niet mag van Rome. Koning Christiaan III van Denemarken bekeert Denemarken en Noorwegen tot het protestantisme, evenals koning Gustaaf Wasa van Zweden, die door de Zweedse Rijksdag tot hoofd van de Zweedse kerk wordt benoemd, waardoor ook zijn land zich bekeert tot het protestantisme. Ook in Frankrijk (Calvijn), Zwitserland (Zwingli) en Schotland (Knox) vindt het protestantisme een voedingsbodem. In Nederland ontwikkelt zich onder invloed van Luther, Calvijn en Erasmus een eigen stroming binnen het protestantse geloof.

Via de contrareformatie probeert de katholieke kerk haar invloed terug te winnen. In 1650 wordt daarom een nieuwe katholieke leer geformuleerd. In Zuid-Europa lukt die contrareformatie goed, in Noord-Europa echter niet.

De reformatie in de Nederlanden

De Habsburgse Nederlanden is een benaming voor de Nederlanden gedurende de tijd dat ze geregeerd worden door vorsten uit het katholieke huis Habsburg. Deze periode begint in 1482 en eindigt voor de Noordelijke Nederlanden in 1581 en voor de Zuidelijke in 1795. Sinds het aantreden van koning Filips II van Spanje in 1555 spreekt men ook wel van de Spaanse Nederlanden. Tot 1581 geldt dat ook voor alle Provinciën, maar in dat jaar worden de protestantse noordelijke provinciën onafhankelijk. Na de moord op Willem van Oranje in 1584 roepen de Staten-Generaal in 1588 De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uit.

Tachtigjarige Oorlog

In de 2e helft van de 16e eeuw maakt het calvinisme in de Nederlanden een opmars. De Nederlandse calvinist Guido de Brès schrijft in 1561 De Nederlandse Geloofsovertuiging hetgeen een grote invloed heeft. Hij wordt in 1567 met andere protestanten geëxecuteerd. In 1566 vindt de Beeldenstorm plaats: protestanten vernielen beelden en schilderijen in katholieke kerken. Op de daaropvolgende bloedige repressiegolf van de Spanjaarden, onder leiding van de Spaanse hertog Alva, verenigen protestanten zich in groepen van opstandelingen, de Geuzen genaamd. Het leidt in 1568 tot de Tachtigjarige Oorlog, de strijd tegen de Spanjaarden, die tot zijn dood in 1584 wordt geleid door de tot het protestantisme bekeerde prins Willem van Oranje. Die oorlog eindigt in 1648 na de Vrede van Münster, waarna Nederland als een onafhankelijke staat wordt erkend, wat kan worden gezien als de opmars naar de Gouden Eeuw.

In 1579 komen een aantal Nederlandse gewesten overeen zich gezamenlijk in te zetten, om de Spanjaarden het land uit te vechten. Deze overeenkomst is bekend geworden onder de naam de Unie van Utrecht. Ook op het gebied van staatskunde, belastingen en godsdienst worden afspraken gemaakt, zodat de overeenkomst van de Unie kan worden gezien als een aanzet van de latere grondwet. Hieruit volgt in 1581 de onafhankelijkheidsverklaring der Nederlanden, de Acte van Verlatinghe genaamd, die overigens een basis vormt voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1776. Als gevolg wordt de koning van Spanje afgezet als heerser van Nederland. Dit is de eerste keer dat uitdrukkelijk afstand wordt genomen van de koning van Spanje, terwijl in het Wilhelmus, geschreven rond 1570, het verzetslied van de Geuzen, nog trouw wordt gezworen aan diezelfde Filips II.

Statenbijbel

De opdracht voor de eerste officiële Bijbelvertaling in het Nederlands wordt gedaan door de Synode van Dordrecht in 1618. Er zijn in die tijd al vertalingen, maar dat zijn vertalingen van vertalingen en de zogenaamde Statenbijbel is rechtstreeks vertaald uit het Grieks, Aramees en Hebreeuws. Ook lezen de Nederlanders de Bijbel van Luther, maar deze wordt ‘te Luthers’ bevonden. In 1635 is de Statenbijbel gereed en in 1637 autoriseert de Staten-Generaal de Statenbijbel. De Statenbijbel vormt de basis van het Standaardnederlands en is, naast de invloed op religie, ook belangrijk op taalkundig en politiek gebied.

“Geloof is voldoende”

Maarten Luther wil met zijn 95 stellingen de katholieke kerk van binnenuit hervormen. De kettingreactie die daarop volgt, is ongetwijfeld niet de bedoeling van Luther. Zijn verzet luidt meer dan 100 jaar religieuze oorlogen in in Europa en de scheiding binnen het christelijke geloof. Deze scheiding is nog goed terug te zien in protestants Noord- en katholiek Zuid-Europa. Luther verandert de verhouding tussen God en mens. Maarten Luther: “Ik heb geestelijken niet nodig om bij God te komen. Geloof is voldoende.”

Publicatiedatum: 31 oktober 2017
MAX Vandaag – Omroep MAX
(Bron: Trouw, BBC historiën.nl, wijsheden.net, euroreizen.be, Wikipedia)